Historie Widenhorn:
Overlevering 1919-1945 |
Informatie gezocht op speciale stand 7.F028
Onderstaand leest u over hetgeen ons uit overlevering bekend is over de voorgeschiedenis van wat later ons familiebedrijf zou worden. Door het vertrek uit Gent en het bombardement van Rotterdam is alles uit die periode verloren gegaan. Wij zijn op zoek naar verhalen, documenten, oude gereedschappen, catalogi, advertenties, foto’s, namen van medewerkers, etc., kortom spullen en informatie uit de vooroorlogse periode. Mocht u deze bezitten of iemand kennen, dan kunt u ons bezoeken op de speciale TechniShow stand 7.F028 of horen wij dit graag op onderstaande mail en telefoonnummers: Anco Euser (info@widenhorn.nl, 010-8209550) en Bert Euser (bert@wiaeducational.nl, 06-54932752).
Overlevering
In september 2019 zal worden stil gestaan bij een eeuw Widenhorn, de Rotterdamse technische groothandel in machines en gereedschappen. Bij die gelegenheid zal een boek gepresenteerd worden over de bedrijfsgeschiedenis. De eerste twintig jaar kennen we echter uit één enkel verhaal.
In 1876 ziet Albert Widenhorn in het Duitse Űberlingen (Bodensee) het levenslicht. Als jongen vertrok hij met een oom naar Parijs en kwam via Brussel in het begin van de vorige eeuw in Gent (België) terecht. Niet alleen in reizen, maar ook in zaken was hij een ondernemend man. In die tijd was hij vertegenwoordiger van industriële was- en strijkmachines.
In Gent waren in die tijd verschillende mechanische wasserijen, de belangrijkste was van de familie Brandt. Na het overlijden van de ouders in 1903 werd deze wasserij voorgezet door hun drie kinderen, Maria, Gustave en Emérance. Albert Widenhorn verkocht zijn wasmachines aan de kinderen Brandt en trouwde de oudste dochter. In 1905 werden de huwelijken voltrokken tussen Maria en Albert Widenhorn, tussen Emérance en Leon Hutsebaut en tussen Gustave en Clémence de Somer. Na verloop van enige jaren trokken Maria en Gustave zich uit de zaak terug en werd het bedrijf voortgezet door Emérance en Leon, zij kregen een dochter, de beide andere huwelijken bleven kinderloos.
|
|
Scheepsmotoren
Albert Widenhorn en zijn echtgenote vestigden zich in 1905 in de Borluutstraat in Gent en verhuisden later met het bedrijf naar de Visserij. Inmiddels had hij een eigen handelsbedrijf in scheepsmotoren, van het merk Wolverine uit de VS. In die tijd heeft hij naar eigen ontwerp een luxe motorjacht (Waterrat) laten bouwen bij een scheepswerf in Dordrecht. Deze pleziermotorboot was voorzien van een keuken, eet- en slaapkamer. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 heeft hij zijn activiteiten gestaakt en het bedrijfspand en de koopwaar op naam gezet van zijn Amerikaanse leverancier en in de gaten laten houden door zijn zwager. Aangezien hij als geboren Duitser niet gedwongen wilde worden tegen zijn Belgische landgenoten te vechten, is hij met zijn boot via Terneuzen naar Puttershoek in Zuid-Holland gegaan, om na het einde van de oorlog in de Kralingse Plas in Rotterdam terecht te komen. Al zijn spaarcenten en bedrijfskapitaal waren inmiddels op.
Compagnon
Begin 1919 worden hun Belgische spullen met een schip van rederij Braakman naar Rotterdam gebracht. Op 19 september start A. Widenhorn aan de Leuvehaven te Rotterdam zijn handel in gereedschappen. Eerst wordt één pand met woonhuis van Vles gehuurd, later komt daar nog een tweede pand bij. In de crisisjaren is Albert Widenhorn gedwongen een compagnon als financier in de zaak op te nemen, die later weer wordt uitgekocht. Vóór de Tweede Wereldoorlog waren er naast de heer Widenhorn al enige personeelsleden, een boekhouder, een administratieve kracht en een loopjongen. Albert Widenhorn was in de vooroorlogse jaren president van de Zeilvereniging Kralingen en jurylid/tijdwaarnemer bij zeilwedstrijden. Zijn Waterrat had hij inmiddels verruild voor een motorboot met de naam Barcas.
|
|
Rokende Puinhopen
In 1940 ontstond er een vacature voor boekhouder bij Widenhorn. Op 10 mei 1940, de datum waarop Nederland in de Tweede Wereldoorlog betrokken raakte, zou Cornelis Euser als boekhouder beginnen. Zodra de oorlogshandelingen het maar even toelieten ging Euser naar de Leuvehaven – van geen van de andere personeelsleden heeft men ooit nog iets gehoord – en vond daar de heer Widenhorn op de rokende puinhopen van zijn door Duitse bommen vernietigde zaak op zoek naar verkoopbare en bruikbare spullen.
Daadkracht
Cornelis Euser biedt onmiddellijk aan de heer Widenhorn te helpen. Deze zegt ‘ik heb geen werk en ik heb geen zaak’. Toch dringt Euser aan ‘ik wil u helpen, een maansalaris van f 10 is genoeg’. Euser heeft zijn kans gegrepen, voor minder dan het oorspronkelijk afgesproken salaris gaat hij aan de slag. Als negentienjarige heeft hij alles georganiseerd: vindt een nieuwe bedrijfsruimte aan de Westzeedijk in Rotterdam, zodat het bedrijf opnieuw kan verder gaan en vindt bovendien een appartement voor de familie Widenhorn aan de Katendrechtse Lagedijk in Rotterdam-Charlois. Widenhorn die zeer onder de indruk was van de daadkracht van de jonge Euser, heeft hem toch het oorspronkelijk afgesproken salaris betaald. Door zijn optreden in deze moeilijke momenten heeft Cornelis Euser in hoge mate de bestemming voor zichzelf en zijn familie bepaald.
Geen vreemd kapitaal
Albert Widenhorn en Cornelis Euser werken samen tot januari 1944, wanneer de eerste op 68-jarige leeftijd plotseling komt te overlijden. Widenhorn zou Euser zeer hebben geapprecieerd. Dit is ook de reden geweest, dat zijn weduwe de zaak niet heeft verkocht, maar nieuwe afspraken met Euser heeft gemaakt.
De wensen van de familie Widenhorn waren, dat de naam Widenhorn behouden zou blijven, de zaak wordt voortgezet en dat geen vreemd kapitaal zal worden aangetrokken. Op deze voet is hij, na het overlijden van de weduwe Widenhorn, in april 1955, als directeur/medeaandeelhouder doorgegaan samen met de enige nicht van de familie Yvonne Hutsebaut.